Reformatorisch Dagblad

Interview met Willem van Twillert door Drs. H. Vermeulen

Willem van Twillert meldde zich vele zondagen in de Haarlemse Bavo – Op de handen van Klaas Bolt kijken
“Klaas Bolt fungeerde voor mij als een soort “patron”. Hij was zorgzaam, hield je in de gaten, maar gaf je toch het gevoel dat je kon doen wat je wilde. Tegelijk bewaakte hij het niveau. Men heeft mij wel een Bolt-adept genoemd en daar ben ik ook wel eens op afgerekend. Maar niemand zit op een tweede Bolt te wachten. “Organist Willem van Twillert uit Amersfoort is zijn leermeester niet vergeten. “Toen ik een cd van Bolt opzette, schoot ik toch weer even vol.”

Inleiding

De jonge Van Twillert kwam bij de organist van de Haarlemse Bavo nadat hij zijn conservatoriumstudie in 1978 met succes had afgerond. Aan het conservatorium studeerde hij bij Piet Kee, die hij nu nog roemt als een fantastisch docent. Maar tijdens het laatste deel van zijn studie begon Van Twillert zich toch wat anders te oriënteren.
In die tijd maakt Van Twillert kennis met Bolts opname van een “voorbedachte improvisatie” over Psalm 130. Dat maakte indruk. Niet alleen de term “voorbedachte improvisatie” was nieuw, ook de stijl en de vorm waarin de improvisatie was gegoten. Hoewel, nieuw… Klaas Bolt greep in zijn improvisaties terug op vormen van zo’n 200 jaar geleden, waarbij hij zo dicht mogelijk aansloot bij de mogelijkheden van het orgel waarop hij speelde. En dat in een tijd waarin iedere improvisatie en iedere compositie volgens de vakmensen origineel moest zijn, dat wil zeggen in avant-gardestijl.

Beetje waterig

Willem van Twillert besloot zijn beurs te gebruiken om bij Klaas Bolt lessen in stijlimprovisatie te nemen, naast zijn orgellessen bij Gustav Leonhardt voor de authentieke uitvoeringspraktijk en de clavecimbellessen bij Anneke Uittenbosch.
“Klaas had niet veel zin om privé-les te geven, meestal waren het groepslessen, dan stonden we daarboven bij de klavieren van het Bavo-orgel en ging bijvoorbeeld een hele les lang over het spelen op het pedaal. Zoiets gebeurde als hij ergens een orgel had ingespeeld met een mooie pedaaltrompet. Dan improviseerde hij gerust alleen met het pedaal. Zijn spel was altijd verrassend en gericht op de omstandigheden.
Ik probeerde dat ook wel, een beetje in de Krebs-stijl: de melodie op de voorgrond en daaromheen allerlei variatievormen. Toch klonk dat dan altijd een beetje waterig. Klaas Bolt had zo’n simpele, “to the point”-manier van improviseren. Hij was wars van uiterlijk vertoon, maar z’n improvisaties waren uiterst suggestief. Klaas vond mijn improvisaties meestal wel goed, maar aan dat commentaar had ik niet zo veel. Als hij daarna iets speelde in dezelfde vorm, dan hoorde je toch zonder woorden het kwaliteitsverschil. Daar leerde ik ook het meest van: gewoon op z’n handen kijken. Je leert ontzettend veel van alleen maar luisteren.”

Ziener

De verhouding leerling-meester groeide steeds meer uit tot een vriendschap. Vele zondagen meldde Willem van Twillert zich bij de Bavo in Haarlem. Dan kwam hij daar aan op zijn fiets. “Hallo Willem”, zei hij dan wel eens. “Ik heb vandaag niet zoveel zin hoor, doe jij het begin maar”. Zo was hij: niet de autoriteit die het wel even zou vertellen. Hij ging heel natuurlijk met mensen om. Niks geen gewichtigdoenerij. Dat heeft mij gevormd”.
Steeds meer raakte van Twillert er van overtuigd dat in die vriendelijke, bescheiden Haarlemse speelman een ziener stak, “een echte reformator”. Die eretitel slaat allereerst op Bolt visie op de orgelbouw. “Toen in 1956 het Marcussenorgel in de Utrechtse Nicolaikerk in gebruikt werd genomen, liepen zo’n beetje alle organisten onder leiding van Lambert Erné hun neobarokke neus achterna. Dat heeft geduurd tot de bouw van het orgel in de Rotterdamse Laurenskerk in de jaren zeventig.
Bolt was een van de eersten die tegen die neobarokke principes ingingen.
Hij vond dat je je moet oriënteren op de historische instrumenten. Zo doet iedere orgelbouwer in Nederland dat nu.
In het verlengde daarvan greep hij ook terug op oude begeleidingstechnieken, zoals het gebruik van een bovenstem of het laten klinken van de cornet. En dan natuurlijk zijn improvisaties in oude stijlen. Dat was absoluut “not done”.

Eigen weg

Al wil van Twillert de typering “reformator” enigszins relativeren, de invloed van Klaas Bolt in zijn leven is duidelijk. “Ik heb veel van hem geleerd. Denk aan al z’n bekende uitgangspunten. Vorm en registratie horen in een improvisatie bij elkaar. Improviseer altijd vanuit de kennis van de harmonisatie. Hij legde ook grote nadruk op de voordracht: altijd vocaal, altijd zangerig. Voor Bolt betekende dat een waardig tempo. Dat kwam terug in zijn begeleidingskunst: niet de zingende gemeente opdrijven en een halve maat vooruitspelen, maar een natuurlijke balans zoeken”.
Hoe groot z’n bewondering voor de Haarlemse “orgelreformator” ook is, Willem van Twillert is op diverse punten zijn eigen weg gegaan. Bolt trad in zijn leven bij honderden orgels als adviseur op, maar zijn leerling heeft zich daar niet op toegelegd. De Amersfoortse kerkmusicus relativeert het gedragen tempo van de gemeentezang: voor iedere ruimte en iedere gemeente geldt een eigen “natuurlijk” tempo.
Muziekuitgaven vormen een ander belangrijk verschil. Hoe vaak Klaas Bolt in zijn leven ook improviseerde en hoezeer hij daar ook om geroemd werd, hij heeft nooit z’n eigen werk uitgegeven. Van Twillert heeft er diverse keren op aangedrongen dat wel te doen.
“Och, dat doen ze maar na mijn dood”. zei Klaas dan. “Ik vind het uitschrijven van die muziek veel te lastig. Elke keer moet je weer kiezen welke kant je met een stuk op wilt en er is zoveel mogelijk”.
Van Twillert doet dat anders: hij heeft inmiddels al een flinke stapel koraalmuziek uitgebracht.

Fluistering

Van Twillert neemt over zijn muziekuitgaven geen grote woorden in de mond. Hij zal zijn eigen werk niet op de voorgrond schuiven – wel dat van Klaas Bolt. Want zoals Klaas dat deed, kan Willem niet improviseren, zegt hij zelf. “Ik wil iedere musicus aanraden de kunst van het bewonderen goed te leren. Musici zijn vaak een beetje narcistisch en autistisch bezig. Het is heel gezond om je licht op te steken bij anderen”.

© Reformatorisch Dagblad, alle rechten voorbehouden