De enquête van een muziekstudent

Antwoord van Willem van Twillert op een enquête van een muziekstudent

Een student vroeg Willem om een reactie op twee onderstaande vragen.
Deze en vele andere antwoorden zullen in een scriptie verwerkt gaan worden, reden om niet de naam van de student nu nog niet te vermelden maar hiermee te wachten tot de scriptie is gepresenteerd.

Beste organisten,

Op dit moment ben ik bezig met het schrijven van een afstudeerscriptie over de functie van het orgel binnen de protestantse eredienst in verleden, heden en toekomst. Voor dat laatste gedeelte, de toekomst, zou ik u enkele vragen willen stellen.
1) Kunt u kort iets vertellen over de functie die het orgel heeft binnen de gemeente waar u organist bent?
2) Welke toekomst ziet u voor het orgel binnen de eredienst, zowel in uw eigen gemeente als daarbuiten?
Uw reacties hoop ik in mijn onderzoek te verwerken

Antwoorden

Vraag I
Het Van Vulpen-positief in de Johanneskerk (Architect: Van Woerden, 1963) is specifiek op deze kerkruimte geïntoneerd.
Het orgel voldoet uitstekend, ook bij een volle kerk, mede door de fraaie akoestiek van de kerkzaal. De gemeente zingt graag bij dit bescheiden orgel. Een luide, zeg maar majestueuze forse klank past niet zo bij het karakter van de Johanneskerk-gemeente.
Wanneer ik gemeentezang begeleid, speel ik boven de koraalmelodie vaak een tegenstem, soms wordt zelfs de koraalmelodie achterwege gelaten en wordt er min of meer volgrepig met akkoorden begeleid met tevens een bepaalde contrapuntische ritmiek. De gemeenteleden zingen dan als het ware met tegenspel van het orgel. Dit harmonieert uiteindelijk fraai en is spannend om bij te zingen. Ik probeer zo veel mogelijk fris te blijven en hoedt me tijdens het improviseren van voorspelen of vrij orgelspel voor clichés en of (te) vaste patronen.
Soms zijn er liederen die beter tot recht komen als deze op de piano, die ook aanwezig is, worden begeleid. Ook wordt er, als muziek na de overdenking of tijdens de dienst van de offerande (zo’n drie tot vijf minuten) regelmatig gekozen voor de piano. Maar de begeleiding van de gemeentezang wordt met name met het orgel gespeeld.

Vraag II
Zolang er een gemeente bestaat, zal er ook een orgel staan dat is kort gezegd mijn stelling.
De ontkerkelijking heeft echter zware tol geëist. De gemeente waar ik sinds 1979 organist ben, met honorering van eerste graad, (een uitzondering voor deze tamelijk kleine gemeente van circa 380 leden) waardeert het orgelspel in hoge mate. De eisen die aan de organist worden gesteld mogen hoog genoemd worden. De sollicitatieprocedure was fair tijdens een vergelijkende proefspel van vier kandidaten.
Veel is er in de Johanneskerk muzikaal mogelijk. Soms begeleid ik een kerklied waarvan ik denk, ‘hmm, het kan stijlvoller,…’ maar ik pieker er niet over om met het vingertje te gaan zwaaien. De geschiedenis heeft anderen en mij geleerd dat (ook) in de Johanneskerk-gemeente de leden uiteindelijk zelf kritisch zijn en blijven. Bij liederen die een keer gezongen zijn en iets missen, wordt dit uiteindelijk niet alleen door de organist, maar ook door de gemeenteleden opgemerkt en zo komt een minder goed lied of tekst uiteindelijk niet vaak, of niet meer op de borden. Het uitproberen van nieuwe teksten en nieuwe melodieën heeft een eigen bekoring en charme en houdt gemeenteleden èn organist bij de liturgie en bij de les. Is uit proberen van liturgisch materiaal ook niet onderdeel van liturgie?Hoe dan ook het devies in de Johanneskerk is:
Veel proberen en het goede behouden. Zo blijft de eredienst in het algemeen en in de Johanneskerk in het bijzonder levendig en spontaan zonder stijlloos te worden.